Direct naar content

​Europees Parlement zet volgende stap bij herziening Drinkwaterrichtlijn

4 januari 2019 Nieuws

In februari presenteerden eurocommissarissen Frans Timmermans en Karmenu Vella (Milieu) namens de Europese Commissie de concept­ herziening van de Drinkwaterrichtlijn. Onder leiding van de Franse Europarlementariër Michel Dantin werkte het Europees Parlement sindsdien aan een reactie op dit voorstel. Een overzicht van de stand van zaken.

De per­ en polyfluoroalkyl­stoffen zoals PFOS en PFOA, kortweg PFAS genoemd, vormen één van de nieuwe stoffencategorieën die de Commissie voorstelde toe te voegen aan de bijlagen met specifieke drinkwaternormen. Het EP kon geen overeenstemming bereiken over de parameterwaarden voor PFAS­stoffen. Ook was men het niet eens of een onderscheid gemaakt zou moeten worden tussen PFAS­stoffen met een kortere en een langere moleculaire keten voor wat betreft monitoring en normen. De langere keten PFAS­stoffen, waartoe PFOS en PFOA gerekend worden, zijn in de regel schadelijk voor de volksgezondheid. De WHO had dan ook aangeraden deze twee stoffen op de lijst met chemische parameters te zetten. Het EP maakte in de stemming uiteindelijk onderscheid tussen de langere en kortere keten PFAS­stoffen.

Welke wijzigingen heeft het Europees Parlement verder aangebracht op het voorstel van de Europese Commissie? En wat vindt Vewin van deze ontwikkelingen?

1. De risico­gebaseerde aanpak wordt verplicht ingevoerd van bron tot kraan. Daarbij wordt de link tussen de Kaderrichtlijn Water en de Drinkwaterrichtlijn explicieter gemaakt dan in het voorstel van de Commissie. Het EP wil ook dat de verantwoordelijkheden op nationaal niveau goed worden vastgelegd, en dat de lidstaten hun verantwoordelijkheid moeten nemen voor wat betreft de drinkwaterbronnen met preventieve en correctieve maatregelen. Vewin verwelkomt dit; om de doelen uit de Drinkwaterrichtlijn te halen, zijn schone bronnen immers noodzakelijk. De inbouw van risicoanalyse­ en risicomanagement­activiteiten in de Drinkwaterrichtlijn, met ruimte voor de lidstaten dit nader in te vullen en te zorgen voor een goede verdeling van verantwoordelijkheden, is voor Vewin ook positief.

2. Materialen en producten die in contact komen met drinkwater, moeten op termijn gaan voldoen aan geharmoniseerde mini­ mum­hygiënevereisten, als het aan het EP ligt. Dit wordt door Vewin van harte ondersteund. De Europese drinkwatersector vraagt hier al vele jaren om. De Commissie kwam niet met een oplossing in het voorstel, maar opteerde voor de status quo, waarbij de verschillen die er zijn tussen de lidstaten waar het gaat om de goedkeuring van producten blijven voortbestaan.

3. De zogenoemde indicator­parameters worden door het EP behouden. Dit zijn parameters die gebruikt worden voor de controle van het productieproces. De Commissie had ze geschrapt en ze alleen bij de bepalingen over informatie die aan consumenten moet worden gegeven geplaatst. Vewin is tevreden dat de indicatorparameters behouden blijven op de plek waar ze in de huidige richtlijn staan. Deze parameters zijn belangrijk voor de link tussen de kwaliteit van drinkwater en dat van de drinkwaterbronnen.

4. De monitoringsfrequentie van de kwaliteitsparameters uit de bijlagen van de richtlijn wil het EP niet wijzigen ten opzichte van de vigerende regels. Dit in tegenstelling tot het voorstel van de Commissie, die een drastische en disproportionele verhoging van de monitoringsfrequentie voorstelde. Vewin pleitte voor een risico­gebaseerde frequentie en voor behoud van de huidige frequenties die in 2015 nog zijn vastgesteld.

5. Het EP is samen met de Commissie van mening dat consumenten op veel meer aspecten geïnformeerd moeten worden via de Drinkwaterrichtlijn dan alleen over de waterkwaliteit, zoals tarieven, lekverliezen en organisatie. Hier is Vewin het mee oneens. Voor Vewin gaat de richtlijn primair over waterkwaliteit en het beschermen van de volksgezondheid. Daarom moet de informatie die verstrekt wordt op basis van deze richtlijn gaan over drinkwaterkwaliteit. Vewin staat achter het bieden van transparantie, maar drinkwaterbedrijven moeten niet via deze richtlijn gedwongen worden extra kosten te maken om informatie te leveren die niet met waterkwaliteit te maken heeft. Zo wil Vewin ook geen centrale informatieverstrekking via een Europese website of iets dergelijks. Dat is het best in handen bij de afzonderlijke waterbedrijven, dus lokaal of regionaal.

De rapporteur van het EP mag met dit resultaat gaan beginnen aan de onderhandelingen met de Raad, maar die is nog niet zo ver. In de overleggen tot dusver in de Raad zitten de lidstaten op een aan­ tal onderdelen nog lang niet op één lijn, zoals over de toegang tot water. Sommige lidstaten willen dit niet via de Drinkwaterrichtlijn regelen, maar op nationaal niveau omdat het veelal sociaal beleid betreft. Andere lidstaten willen juist wel weer via EU­wetgeving maatregelen aan de lidstaten opleggen. Op het onderwerp van de ‘materialen en producten in contact met drinkwater’ pleit een grote groep lidstaten, waaronder Nederland, voor geharmoniseerde minimale hygiënevereisten in de Drinkwaterrichtlijn, net als het EP. De Commissie wil dit echter via de Bouwproductenverordening regelen en werkt vooralsnog deze wens tegen. Daarnaast maakt het Oostenrijkse voorzitterschap van de Raad geen aanstalten om het proces te versnellen. En dus is het maar zeer de vraag of de Raad op tijd een positie kan vaststellen om de onderhandelingen met het EP nog voor de Europese verkiezingen van mei 2019 af te kunnen ronden. Mocht dat niet het geval zijn, dan ligt het proces van de herziening van de Drinkwaterrichtlijn vanaf april totdat het EP het wetgevende werk weer oppakt in het derde kwartaal van 2019 een tijdje stil.

Alexander van den Honert

Stuurgroepsecretaris Doelmatigheid, Transparantie & Waterketen

honert@vewin.nl

070 349 08 55

Contact

Naam(Vereist)
E-mailadres(Vereist)
Laat ons weten wat je bezighoudt. Heb je een vraag voor ons? Stel hem gerust.
*Verplicht veld

Abonneren Waterspiegel

"*" geeft vereiste velden aan

Naam*
Adres*